De Woonwijk
Zit er nog leven in onze buurten ?
Ontwerpen we ze daarop ?
Is er nog ruimte voor spontane ideeën ?
Kleine bedrijfjes in een woonwijk is toch leuk ?
Een kampvuur in onze wijken op een zomer avond ?
Zwemmen, hutten bouwen, crossen over zelfgemaakte paatjes in de wijk ?
Mijn waarneming is dat woonwijken waar ook gewerkt en gerecreëerd (spelen, natuur, horeca) kan worden zorgen voor een aangename dynamiek. Waardoor je er graag wil zijn ! Het leeft er namelijk ! Bestemmingsplannen zouden daar meer ruimte voor kunnen geven in brede zin, zodat er ook spontane individuele initiatieven als een kampvuur e.d. mogelijk zijn.
Hoewel er veel aandacht is bij het ontwerpen van nieuwbouw woonwijken om het woongenot te verhogen en de wijk als geheel aantrekkelijk te maken, spreken ze mij zelden aan. Natuurlijk zien veel wijken er aantrekkelijk uit. Je kan er prima wonen en er is altijd wel een stukje groen om even naar buiten te gaan, maar daar houdt het dan ook meteen mee op.
Wat ontbreekt er dan toch in die wijken vroeg ik mij af ? Ze zijn zo bedacht en af en daardoor saai. Ze prikkelen ons niet meer tot nieuwe initiatieven en samen zijn. Er zit nauwelijks leven in.
Woonwijk of een Buurt ?
De meeste mensen wonen tegenwoordig in een woonwijk en niet meer in een klassiek dorp of stadsgedeelte. In een klassieke stad of dorp is alles aanwezig wat nodig is om een dorp ‘draaiende’ te houden. Een kerk, winkels, een politiebureau, bedrijfjes. Iedereen woont er door elkaar. Het is een mengelmoes van gebouwen en mensen die speciaal past bij het gebied waar het dorp ligt. Het zorgt ervoor dat het omliggende gebied optimaal gebruikt kan worden door de bewoners en het dorp daarvan leeft en ook grotendeels zelfstandig kan functioneren.
Dat is een aantrekkelijk model waar we veel te rigoreus afstand van hebben gedaan in het verleden.
De wijk in zijn (Landschappelijke) Omgeving
Wijken aan randen van steden en dorpen grenzen vaak aan natuurlijke gebieden. Weilanden, bossen, recreatie gebieden, meren e.d.
Nieuw te ontwikkelen gebieden, zoals woonwijken worden tegenwoordig landschappelijk ingepast in de omgeving. Dit gebeurd vaak op een hoog abstract niveau, waardoor in het ontwikkelde en gebouwde resultaat daar voor de leek weinig tot niets van terug te zien is.
(Foto landingsbaan groen- verkeer strook Vinexwijk op de voormalige vliegbasis Ypenburg.)
De massaliteit van de nieuwe bebouwing en de afmetingen van de nieuwe gebouwen zijn zo overweldigend dat de nieuwe elementen de bestaande volledig overheersen. De gekozen architectuur heeft ook zelden echte verwantschap met wat er (al) stond of omheen rest.
Het gevolg is dat mensen die een gebied al jaren kennen, er door de nieuwe ontwikkelingen langdurig of blijvend van vervreemden. Dat is heel spijtig want de omgeving waarin we leven vormt een onderdeel van onze identiteit. Die identiteit is een essentieel onderdeel van ons wezen (van wie we zijn).
(Foto van wijkje langs de Monsterse weg) (Onder constructie)
Bij goede inpassingen worden ruimtelijk zichtbare onderdelen als verkaveling, oude sloten- en bebouwingspatronen en/of bestaande bospercelen ingepast in de nieuwe situatie. Dit gebeurd veel te weinig en vaak op een halfslachtige manier. Veel vaker vind (bijna) volledige kaalslag plaats, waardoor er geen enkele herkenning meer is.
Nieuwbouw wijken komen zo totaal los te liggen in de omgeving. Wezensvreemd ! Daardoor lijkt zo’n gebiedsinvulling willekeurig gekozen en alleen maar ‘modern’ of hedendaags.
Welk uitgangspunt kiezen we voor een nieuwe wijk ?
Bij nieuwe ontwikkelingen worden de laatste landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische trends gevolgd, bijvoorkeur zonder water bij de wijn te doen. Want dat is tenslotte de beste oplossing vinden we. Alles wat er al was wordt als sta in de weg gesloopt of zoveel mogelijk genegeerd.
In plaats van het ‘ideaal model’ te laten landen op de te ontwikkelen plek kunnen we ook het bestaande als uitgangspunt en inspiratiebron nemen. Elk gebied heeft lange wortels in verleden en zorgt er vanzelf voor, dat als we dat als uitgangspunt nemen, samen met de nieuwe functie’s, we een uniek gebied krijgen.
‘Ja maar dan kunnen we geen efficiënte wijk bouwen en er staan toch alleen maar achterhaalde oude rommel daar, zonder veel waarde ? Stelt niets voor, moest al lang afgebroken worden.’ Hoor ik al als reactie.
Dat is een essentiële misvatting. Juist die oude zooi, is de houvast voor de identiteit van een gebied. Die ervoor zorgt dat we er verbinding mee houden. Het geeft ook aan de nieuwkomer iets van verrassing. Hé moet je dat nou eens zien ? Wat leuk ! Juist die botsing tussen wat er was en wat er komt dwingt tot een aantrekkelijke verfijning en kwaliteitsoplossingen.
Bekende voorbeelden zijn een oude fabriek laten staan en ombouwen tot appartementencomplex of werkcentrum. Maar ook oude kleinere panden als een simpele schuur, kas en woning van tuinder, muurtjes, een vervaarlijk scheef gezakt pand of huis tegen een dijkje en winkels kunnen heel sterk werken. Het gaat ook om infrastructuur e.d, een oude landingsbaan van een oud vliegveld, of een vreemd sloten patroon kan wonderen doen voor een nieuw gebied. Het gaat er niet alleen om of het mooi of bijzonder is. Het gaat erom dat het verwijst naar hoe het er was en wat er gebeurde. Een natuurlijke schakel met het verleden, die ons met een gebied verbonden houdt.
Enige creativiteit zorgt juist voor leuke spannende unieke verwevenheid met nieuwe invulling. Een aanleiding om wat er komt specifiek hier op af te stemmen. Een knieval voor het kwetsbare.
(Zie blogs ‘Een voormalig voormalig vliegveld en een oud dorpje om te wonen’ waar ik als kind woonde en kort geleden terug kwam kijken en ‘Violen €4,- en de wipkip’)
Is er nog ruimte voor wie er als was ?
Het meest kwetsbaar is wie er al op die plek was. Er werkte of woonde en er eigenlijk wil blijven. Toch leuk om juist die mensen bij de plannen te betrekken, i.p.v. ze er te verjagen. Een knieval naar hen. En zo hun wereldje misschien nog wel te versterken. Door er gebruik van te maken, helpt dat als vanzelf om een gebied voor iedereen aantrekkelijk te maken.
De eindeloze nieuwbouw wijk ?
.
Bovenstaand voorkomt ook dat er een soort nietszeggende brij van standaard oplossingen komt, op steeds grotere schaal. Het beeld van een soort eindeloze nieuwbouwwijk waar het al vreselijk is om doorheen te rijden met de auto. Een soort beklemmende leegheid of nietszeggendheid, waar je zo snel mogelijk uit wilt. Er is van alles gebouwd maar nergens krijg je het idee ‘Hé leuk hier, zullen we ff terrasje pakken of een wandelingetje maken ?’, een soort tunnel bijna zonder eind. Met de fiets of te voet wordt dat verloren gevoel alleen maar sterker.
We worden er niet verrast of uitgedaagd tot vragen als ‘Zie je dat daar ?’ Of ‘Wat doet dat daar nou ?’. De passagiers in de auto zakken verveeld weg achter hun beeldschermpjes en maken het niet eens meer mee.
(Foto voorbeeld van zo’n gebied met eindeloze wijken die zonder betekenis in elkaar over gaan. Tussen Delfgauw (A13) en A12 (afslag 8 ?) tussen Zoetermeer en Moerkapelle) Geen enkel herkenningspunt of wat er was lijkt er meer over.
Door 2 van die eindeloze nieuwbouwwijken fietste ik recent op een tocht van Monster naar Maartensdijk. By far het naargeestigste stuk onderweg. Niet vreemd als je beseft dat die wijken, Leidsche Rijn en het ernaast gelegen Vleuten-DeMeern elk ruim 40.000 inwoners hebben met een eindeloze kale groenstrook tussen een uiterst kale appartementen gebouwen wand rechts en links de verhoogde spoorbaan. Na een kwartiertje fietsen, langs de Vleutensebaan, overviel mij de gedachte ‘Wat erg dat we mensen hier wegstoppen !’
(Foto De Vleutense baan in nieuwbouwwijk Leidsche Rijn, de moderne groenstrook bestaant uit gras, soms in een zij-as worden we verwend met 2 stroken keurig in het gelid staande smalle onderhoudsarme bomen van hetzelfde type. De appartementencomplexen erlangs en hun bewoners zijn ook slachtoffer de tot op het bot doorgevoerde pragmatische aanpak. Blijkbaar aan het oog ontsnapt van de makers en beslissers ervan. Zouden ze er zelf wonen en de hond uitlaten ? Ik hoop het niet voor ze ?
Als mens willen we ook iets van een centrale plek terug zien in het natuurlijk of stedelijk landschap, waar we ons doorheen verplaatsen. Een plek waar ‘het’ gebeurd, een aantrekkelijk centrum met winkels, terrassen, bijzondere afwijkende bebouwing, een park waar de halve wijk in buiten zit á la de parken in Barcelona en Parijs. Dat kan ook een bijzonder wijk centrum zijn of ook een molen met een terras, of een laan met karakteristieke bomen met wat winkels en openbaar leven op straat en in de gebouwen.
Het is een misvatting dat dat alleen maar in oude steden zo kan zijn met oude gebouwen. Het heeft alles te maken hoe we een te ontwikkelen gebied in de markt neerzetten. Worden de nieuwkomers er geprikkeld tot eigen initiatieven en is er wel ruimte voor ? Of hebben we alles al braaf voor hen voorgekookt ? Het kan dus ook hypermodern eruit zien of in een unieke mix van oud en nieuw.
De boeiende geschiedenis van de woonwijk.
Een woonwijk is in eerste instantie om in te wonen. Dat is meteen de beperking die een woonwijk bijvoorbaat minder aantrekkelijk maakt dan hij zou kunnen zijn. Maar het begon oh zo mooi.
Rond 1900 bedacht Ebenezer Howard de ’tuinstad’, om de arbeiders die eerst veelal als landarbeider naar de steden waren getrokken en daar door de industrialisatie met fabrieken midden in overvolle en vieze industriële en alsmaar groeiende metropolen waren terecht gekomen, te bevrijden. Er kwamen in zijn concept zelfvoorzienende nieuwe steden midden op het platteland met maximaal 32000 inwoners. Steden waar alles was, inclusief werk en ruimte om snel buiten de stad te zijn. De stad was daarin een soort huis en het omliggende platteland de tuin. Er zijn slechts enkele van deze tuinsteden gerealiseerd. (Wat een mooi idee en een vooruitziende blijk…)
Maar als snel daarna werd dit idee op kleinere schaal een doorslaand succes in de vorm van ’tuinwijken’ (ook wel iet wat misleidend tuindorpen genoemd). Als eerste in Nederland het mooie Agnetapark in Delft. Dat was een complexje van enige 10-tallen kleine maar goed doordachte en mooi vormgegeven arbeiders woningen met een eigen tuintje in een sierlijk parkje (Zocher ontwerp). Bedoelt voor de arbeiders van de vlakbij gelegen Gist- en Spiritusfabriek. In de jaren ’20 werden diverse van die wijken gebouwd steeds met grotere aantallen huizen en strakker opgezet. In Nederland zijn bekende voorbeelden Betondorp (Amsterdam), Vreewijk (Rotterdam) en hier dichterbij in Den Haag de Vogelwijk (tegen de duinen) en het wonderschone, goed doordachte kleinschalige Papaverhof van Jan Wils.
Het waren dus, zeker aanvankelijk, kleine overzichtelijk wijkjes met huizen met tuin, in tegenstelling tot de steden waar arbeiders niet alleen geen tuin hadden maar vaak zonder veel daglicht in vochtige kelders en souterrains met hun kinderrijke gezinnen woonden. Een enorme verbetering dus.
Woonwijken zoals we die kennen zijn feitelijk hieruit ontstaan. Een aanéén schakeling van woonhuizen met voor- en achtertuin met ook wat gemeenschappelijk, vooral kijkgroen en vanaf de jaren ’60 een enkele speeltuin.
Deze wijken waren aanvankelijk dus kleinschalig hadden korte verbindingen met stads- en dorp-centra, kantoren en fabrieken waar gewerkt werd. Een soort moderne vorm van een buurtschap waar mensen elkaar ook kenden.
Functiescheiding
Door de steeds grotere schaal waarin dit soort wijken werden gebouwd, met wel 5000 of nog veel meer inwoners werden het weliswaar rustige en schone wijk, maar ook onafzienbare mono woonculturen. De intrede van flatcomplexen vanaf de jaren ’50 in dit soort wijken versterkte dit alleen maar. Mede doordat vrouwen volop zijn gaan werken vanaf jaren 90 werden deze wijken wel erg stil overdag.
De strikte naleving en uitbuiting van dit mooie concept maakt dat dit concept zich al sinds de jaren ’50 op doodspoor bevind. Het doel is al lang bereikt, maar we gaan ermee door alsof we nog steeds onze gezinnen moeten redden uit de stinkende steden en de arbeiders uit de fabriekscomplexen.
De fabrieken zijn allang verdwenen naar veraf gelegen industriecomplexen als Pernis bij Rotterdam. Ervoor in de plaats kwamen kantoorwijken waar de helft van Nederland achter zijn laptop aan het ‘dienst verlenen’ is. Een bezigheid die niemand stoort. Het zien van zo iemand, van buitenaf, geeft wel een teken van leven en zouden we gebruik van kunnen maken.
Dat proces van uit elkaar halen van wat vroeger midden in onze dorpen en steden door elkaar heen gebeurde is heel ordelijk tot op het bot doorgevoerd. Zo is dus in de 20e eeuw heel Nederland in ‘wijkjes’ versnipperd met van die doodse voorspelbare monoculturen kantoorwijken, bedrijfsterreinen, winkelcentra, sportcomplexen, recreatie gebieden, woonwijken en uitgaansgebieden. Een onnatuurlijke situatie die heel veel leven uit onze maatschappij weg haalt.
Heel veel van die ‘bestemmingen’ zoals ze in de Ruimtelijke Ordening (RO) van Nederland heten kunnen prima in een nieuwsoort wijken gecombineerd worden.
Wonen werken en recreëren in één wijk.
Een heel logische eerste stap is een woonwijk te ontwikkelen waar ook gewerkt en gerecreëerd kan worden. Dan wordt elke dag een dag met verrassingen, met leven in de brouwerij, dicht bij je gezin.
De blog ‘Violen €4,- en de Wipkip’ laat zien hoe zo’n wijk eruit kan zien. Totaal verweven met de omgeving heeft de woonwijk een ‘Boswijk’ deel die doorloopt in recreatie gebied Madestijn, een ‘Waterwijk’ deel waar niet alleen kijkwater en een sierpark is, maar net zo goed een plek is waar volop gespeeld kan worden door de plaatselijke jeugd.
De foto van de oude haven van Bunschoten op de achtergrond van dit model blijft een aantrekkelijke optie voor de toekomstige nieuwbouw gebieden. Een vorm van aantrekkelijke menging van wonen en recreëren.
In Bunschoten anno nu is ook nog plaats voor werkgelegenheid midden in dat centrum-woongebied. Een super leuke kleinschalige scheepswerf zelfs. Blijkbaar weegt de pret ervan niet op tegen de overlast. Een gevolg van goede onderlinge afspraken waar (bijna) iedereen mee kan leven ? Ook een vorm van een onderlinge knieval ?
Kindvriendelijke wijk of Wijk waar je vrij kan Spelen ?
Onze woonwijken zijn heel keurig afgestemd op ongestoord wonen. Dat is gelukt. Op een doordeweekse dag kun je er een spelt horen vallen. Voor de kids is er een totaal verantwoord speelterreintje met een nauwelijks over klimbaar hek eromheen of als er weinig verkeer is volstaat een wipkip, glijbaan en klimhuisje. Daarmee worden onze wijken als ‘kindvriendelijk’ en ‘fijn wonen met het gezin’ op de markt gebracht.
De eerste week zal dat de kleintjes ongetwijfeld trekken met de felle kleuren en vermaken. Maar hoe gaat het erna ? Voetballen als ze wat groter zijn kan er niet echt, graven en hutten bouwen is helemaal uit de boze. Dan alleen georganiseerd door de gemeente één week in de grote vakantie. Voor voetballen zomaar moet kun je soms verder weg bij de club terecht. Wat jammer toch allemaal.
Het kan nog erger. In mijn jeugd wonend in de Krimwijk (Voorschoten) kwam ik vaak in de naast gelegen Vlietwijk, een arbeiderswijk naar model van jaren ’60, met flats en rijtjes huizen haaks op elkaar steeds keurig in patronen (stempels) herhaald. De groenstrookjes hellend naar de, al even kaarsrechte en met paaltjes en beschoeiing afgezette, sloten nodigden niet uit tot spelen of liggen. Je zag er nooit een mens. Vreselijk saai en levenloos. Ik kan me ook niet voorstellend dat er vanachter de grote woonkamer ramen veel aandacht voor was. Elk leven werd er bijvoorkeur al afgesneden door de ijverige maaimachines van Gemeente Werken.
Dat noem ik nu het dood organiseren van een woonwijk en samenleving. In mijn beleving zijn we daar functioneel in blijven hangen. Kijken ernaar is oersaai en echt vrij spelen zoals kinderen willen kan er niet. Badminton gaat prima maar graven, in en om de sloot spelen en hutten bouwen is uit den boze. Zelfs het oeroude verstoppen is er onmogelijk.
Als kind, in de duurdere Krimwijk, hadden wij een langgerekt park voor de deur met een groot grasveld waar de grote bomen aan de kant stonden, zodat we er uren konden voetballen op woensdagmiddag en zomeravonden. Maar ook na plundering van de hockeystick prullenbak, van een ouder meisje die in nationale elftal speelde, lekker met de hele buurt van groot tot heel klein klooien met die stokkies en gevaarlijk hard balletje kon er prima.
Het slingerende watertje, met de oriëntaalse naam ‘De Krim’ en park restant van een oud Landgoed Vredenburg of Beresteyn werd bevaren met opblaasboten van allerlei soort. Zelfs een tocht naar het onbewoonde eiland er midden in was een optie. Maar de hele opzet van het parkje, op het grote grasveld na, verried toch, dat dit een kijkpark was. Ga er geen gekke dingen doen. En het eiland voelde ook als verboden terrein en nodigde vol begroeit met brandnetels niet uit tot het ‘bouwen’ van een eigen kinderrijkje daar.
De ferme houten beschoeiingen nodigden ook niet uit tot het verleggen van de grens van water en grasveld. Geen kind die dacht laten we even de schop van pa ‘lenen’ vanmiddag. Yes !!! En al had die dat gedaan, met pa veilig ver weg op kantoor bij de Shell, dan had er wel ergens een gepensioneerde buurman je tot de orde teruggeroepen. Je was al blij als je de bal heel terug kreeg uit zijn tuin. Die dromen bestonden dus niet eens.
Maar die wijken kunnen we wel degelijk bouwen waar kinderen volop vriendjes in de buurt kunnen maken en echt spelen in flinke delen van de buurt of het gebied eromheen.
De blog ‘Violen €4,- en de Wipkip’ laat een voorbeeld hier van zien en ‘Een voormalig vliegveld en een oud dorpje om te wonen !’ gaat hoe daarvoor het dorp Nootdorp als kind ervoer.
Wonen, werken, uitgaan en winkelen in één wijk ?
Bestemmingsfuncties combineren in wijken of gebieden kan op veel manieren. Naast de combi van wonen, werken en recreëren is een heel natuurlijke combi wonen, werken, uitgaan en winkelen. Deze combi zie je in oude centra van dorpen en steden. Het is een misvatting dat dat niet werkt in nieuwbouw gebieden. Maar eerst wil ik een goed functionerend voorbeeld beschrijven.
In het Hofkwartier in het centrum van Den Haag is de bestemmingscombi al eeuwen op kleine schaal aanwezig. Het is onderdeel van het gebied rond de Grote Kerk en Oude Stadhuis waar tot begin 20e eeuw de werklieden, ambachtslieden etc. woonden en werkten die het Hof van de regering (Binnenhof en Lange Voorhout) voorzagen van voedsel, arbeidskrachten en allerlei andere producten.
Het gebied is de laatste 10-20 jaar helemaal opgeleefd, blijkbaar vinden velen het er fijn om te wonen, te werken en te winkelen. s’Avonds en overdag is het regelmatig gezellig levendig in de straatjes met kleinschalige café’s en restaurantjes en wat tafeltjes op smalle stoepjes, maar er zijn ook genoeg rustige momenten.
Natuurlijk zijn er wel eens onderlinge vrijvingen, maar uit eigen werk ervaring, weet ik dat bij de laatste bestemmingsplan besprekingen (onderhandelingen) met de buurt daar aandacht voor geweest is. Onder getekende en vooral architect Peter Drijver die er zelf ook woont en werkt hebben zich er hard voor gemaakt. De essentie is dat alles kleinschalig gebeurt, dan blijft het leefbaar.
In deze wijk zit ook nog een heel oud klooster van kort na de Reformatie in zichzelf al een buurt gemeenschap op zich. Zij brouwen bier voor de lokale kroegen in de wijk eerst gewoon op grote klooster pannen, tegenwoordig wat moderner met een echt ambachtelijk bier fabriekje helaas wat verstopt achterin het complex. In de winkel kun je het ook kopen en naast de bierbrouwerij is een proeflokaal. Proeft zo’n aanpak en wijk niet naar meer ?
Het lijkt mij een geweldige uitdaging om zo’n wijkje in een nieuw te ontwikkelen gebied te laten ontstaan ? Het heeft alles te maken met de opzet van zo’n wijk en de vrijheid om als burger en ondernemer met initiatieven te komen. De Hofkwartier situatie kan ook in nieuwbouw succesvol zijn. Het heeft niets te maken met nostalgie, maar meer met ruimte voor verrassingen die ons prikkelen. Gebeuren er dingen waar ik ben bij wil zijn ?
Zo’n wijkopzet vraagt lef en terughoudendheid van de professioneel betrokkenen.
Denk aan je laatste vakantie !
Als dat in Italië, Kroatië of bijvoorbeeld Frankrijk was of ergens anders op onze wereld. Op een plek waar het echt gezellig was, levendig, maar toch met ruimte om tot rust te komen. Wat waren de ingrediënten dan die het zo aangenaam waren ?
De kans is groot dat het niet een recreatiecentra alleen was. Zo’n complex heeft in mijn ogen iets kunstmatigs, een plek met in mijn ogen instand gezelligheid, vermaak en ontspanning. Je kan er van alles maar het verveelt snel. Het is een kunstmatige nabootsing van wat spontaan of met regelmaat er zou moeten zijn. Veel meer verweven met het dagelijkse leven.
Zijn de spontane ontdekkingen van een leuk dorpje onderweg of een klimboom op een wandeling of een lang gesprek met zomaar iemand die je op straat of op de camping tegen kwam niet de leukste herinneringen ?
In een wat rommelig oud frans of Italiaans stadje kun je zo lekker neerstrijken op een ogenschijnlijk overbodig onnodig breed muurtje met wat vrij uitzicht mijmerend de dag laten gebeurend. Omdat plekken niet een uitgesproken bestemming hebben en er dus wat onbestemd uit zien geeft dat de vrijheid om het even in bezit te nemen als het ware. De mensen zijn er ook op ingesteld. Als ze je er wat onverwachts zien doen lachen ze hooguit. Dat kan niet in onze nauwkeurig geplande en ingerichte wijken. Een franse of italiaanse toerist haalt het niet in zijn hoofd om daar zijn camper half op de stoep te zetten bij het grasveld voor de huizen. En daarna pontificaal de picknicktafel met stoelen midden op het grasveld in het zonnetje. In hun dorpen doen ze dat wel.
Bij ons vind je die plekjes wel maar zijn ze voorgekauwd en alleen handig al je wandeld of fietst. Dat vind ik een stuk minder aangenaam en is het spontane er wel vanaf.
In Parijs is het een genot om op een smal terras te zitten van een boulevard met brede stoepen. In het zonnetje zoemt het verkeer zo lekker op de achtergrond langs samen met al die passerende mensen. Dat leven missen onze woonwijken totaal.
Het is steeds de mix van meerdere bestemmingen of functies die het aantrekkelijk maken. Dus verkeer kan daar zeker ook aan bijdragen. De voorwaarde van het succes van de combi is dat er enige interactie tussen plaats vindt en afwisseling.
Op een bankje achter de vangrail kijkend naar langsrazend snelweg verkeer verveeld snel. Als er iemand vlak voor je stopt in een gewone straat en zijn kofferbak gaat uitlaten wordt het boeiender.
De schaal waarin het plaats vindt speelt ook een rol. 6 vrachtwagens die dezelfde pallets uitladen vlak voor je neus, betekend in mijn beleving weg wezen. Een woonwinkel waar een vrachtje verschillende meubeltjes worden afgeleverd kan een aangenaam achtergrond tafereeltje opleveren al pratend en kijkend ernaar.
De woonwijk net zo leuk als de laatste vakantie !
De woonwijk weer een belevenis om in te wonen !
De woonwijk wordt op deze manier een veilige, gezellige plek waar het fijn leven is !
Voldoende rust om te werken en bij te komen en voldoende uitdaging en vrijheid om met elkaar iets tofs te doen !
Foto. Film kijken op groot scherm buiten kan heel leuk zijn, zeker ook met je buren in je eigen wijkje.
De Stephonsonstraat in Den Haag ligt vlak achter de drukke Laan van Meerdervoort elk jaar is (?) en was daar een straat- of buurtfeest. Wij woonden er vlak achter aan de drukke Laan. Wat ontzettend leuk toen daar bij één van die feestjes een enorm filmscherm geplaatst werd midden op de kruising, waarop, ik denk, de favoriete Russische film ven één van de organisatoren werd vertoond. Ik heb er geen foto van gemaakt, maar het blijft een heerlijke herinnering die ik koester. Zo’n wijk(feest) met volop ruimte voor eigen initiatieven van jong en oud wens ik iedereen toe !